Kievit
Met zijn kuifje en zwart-witte veren is de kievit gemakkelijk te herkennen. Je vindt hem in open landschap, vooral in agrarisch gebied; grasland en akkers. Net als veel andere boerenlandvogels, heeft ook de kievit te leiden van intensivering van de landbouw. In veel Europese landen staat de soort op de Rode Lijst.
Herkenning
De kievit is een van de meest kenmerkende (weide-)vogelsoorten van ons land. Hij is onmiskenbaar met zijn kuif, zijn zwart-witte kleed en zijn unieke, opvallend brede vleugels. Op de rug mooie groene en paarse metaalglans. Deze spelen in de baltsvlucht een belangrijke rol, waarbij de kievit man spectaculaire buitelingen maakt en de zwart-witte onder vleugels van ver zichtbaar zijn. Aan de 'zang' die hij dan laat horen, heeft de kievit zijn naam te danken. Ook de vleugels maken een opvallend geluid. Meer informatie vind je op www.vogelbescherming.nl
Leefgebied.
De kievit leeft in zo open mogelijk landschap, vrijwel uitsluitend agrarisch gebied (graslanden en akkers). Zeer kleine aantallen broeden nog steeds in duinen, op kwelders en op natte heide en hoogveen. Bereikt de hoogste dichtheden in Laag-Nederland in vochtige, open graslanden en in Hoog-Nederland in boerenland met een afwisseling van maïs en gras. Broedt graag in kort gras, afgewisseld met kale plekken. Buiten de broedtijd vooral in open grasland- en bouwlandgebieden, ook wel in zeer ondiep water. Europees gezien is de populatie nog niet bedreigd, maar de kievit staat wel op de Rode Lijst. Hij heeft vooral te lijden van intensivering van de landbouw (vaak en vroeg maaien, lage waterpeilen, toenemende eenvormigheid van graslanden).
Wulp
De wulp is een van de grootste steltlopers onder de weidevogels en valt ook op door zijn lange, licht gebogen snavel. Tijdens het broedseizoen vind je de wulp op het platteland in het noorden en oosten van ons land. In de winter vooral in het Waddengebied, waar hij overwintert.
Herkenning
De wulp is een grote, lichtbruine steltloper (de grootste steltloper van ons land) met lange poten en een zeer opvallende lange, omlaag gebogen snavel. Groter en lichter dan een regenwulp, met nagenoeg witte ondervleugels. Het vrouwtje heeft een nog langere snavel dan het mannetje, maar verschilt weinig in kleed. In vlucht heeft de wulp opvallend lange vleugels. De roep is een kenmerkend en verdragend "koer-líe...". In Nederland vind je de wulp vooral op boerenland in Overijssel, Drenthe en het Waddengebied.
Scholekster
Scholeksters zijn stevig gebouwde, zwart-witte steltlopers. Je vindt ze niet alleen aan de kust, maar ook in het binnenland, in natuurgebieden, boerenland en zelfs bij bebouwing. Toch heeft de scholekster het moeilijk, net als veel boerenlandvogels.
Herkenning
Scholeksters zijn stevig gebouwde, zwart-witte steltlopers die vaak aan de kust, maar ook algemeen in het binnenland worden aangetroffen. De snavel van de scholekster slijt hard maar groeit ook hard. Hij kan veranderen van vorm door het voedsel. Zo wordt de snavel puntiger als een scholekster in de zomer naar emelten en wormen prikt. Op het wad is zo’n snavel ook handig als je naar wormen prikt. In de winter eten veel scholeksters schelpdieren en dan wordt de snavel stomper, om te gebruiken als beitel.
Leefgebied
De scholekster leeft in natuurgebieden, boerenland, bebouwing en ook in open polders met een afwisseling van gras- en bouwland. Sinds ongeveer 1985 neemt het aantal scholeksters sterk af. Door intensief gebruikt boerenland worden te weinig jongen grootgebracht en overwinteraars kampen met voedselgebrek door o.a. overbevissing (Waddengebied). Scholeksters voeden zich in de kustgebieden met schelpdieren, zoals kokkels, nonnetjes en mossels. Ze eten ook schaaldieren zoals krabben en garnalen. Het menu van de scholekster die leeft in de graslanden bestaat voornamelijk uit wormen, insecten en bijvoorbeeld emelten. De vorm van zijn snavel past zich aan, aan het type voedsel.
Tureluur
De tureluur is een middelgrote steltloper met vrij lange, rode poten. In Overijssel kiest hij als leefgebied graag kruidenrijke graslanden, met liefst wat slootjes, greppels of plasdras. Net als veel boerenlandvogels, neemt de tureluur in aantallen af. Een van de oorzaken is de intensivering van de landbouw. Ook heeft hij last van laag waterpeil.
Herkenning
De tureluur dankt zijn naam aan het geluid dat de vogel maakt: "tjululuu"; dat is namelijk makkelijk te vertalen naar 'tureluur'. Hij is altijd te herkennen aan de markante felrode poten en de brede witte achterrand van de vleugels. Er is nauwelijks verschil tussen man en vrouw; het mannetje is echter zwaarder getekend en donkerder. Een niet zo algemene weidevogel, die als niet-broedvogel vooral op het wad te vinden is.
Leefgebied
De tureluur houdt van vochtige, kruidenrijke, laat gemaaide graslanden met een pollige structuur en veel slootjes, greppels en plasdras; kwelders; natte, open duinvalleien, heiden en venen. Buiten de broedtijd verblijft hij graag in een zoute omgeving (getijdengebieden, Waddenzee, Delta) en ook in ondiepe plassen en slikjes in het binnenland.
Grutto
Foto: Gemaakt door M. Bunskoek
De grutto is een oer-Hollandse weidevogel. Je vindt deze grote, slanke steltloper op erven en graslanden van boerenbedrijven waar voldoende ruimte is voor natuur. Het meest ideaal zijn vochtige, kruidenrijke graslanden met een goed bodemleven en volop insecten aan de oppervlakte.
Herkennnig
Je herkent de grutto aan zijn grote, slanke postuur; een steltloper met lange poten (37-42 cm, spanwijdte 63-74 cm). Rechte snavel. In vlucht zie je zijn brede, witte vleugelstreep, witte staartbasis met zwarte eindband en uitstekende poten. Zijn roep is luid en helder 'gruttooo, gruttooo', waarbij de eerste lettergreep in toonhoogte stijgt en de tweede weer daalt (bron: Vogelbescherming Nederland). De grutto is een trekvogel. Hij overwintert in West-Afrika of Zuidwest-Europa en komt rond eind februari terug naar Nederland, vaak naar de dezelfde plek waar hij ooit heeft gebroed. Nergens in Europa broeden zoveel grutto’s als in Nederland.